Blog: Breinontwikkeling en hechting

Door het hele land horen we veel geluiden van problemen bij kinderen die starten op de voorschool of de basisschool. Een beter begrip van het belang van temperament, veilige gehechtheid en breinontwikkeling geven inzicht in wat kinderen van ons vragen.

Temperament
Alle kinderen worden geboren met een set karaktereigenschappen die bepalen hoe ze reageren op prikkels en situaties. Op basis van deze karaktereigenschappen kan het temperament van een kind
omschreven worden. Bij baby’s wordt er onderscheid gemaakt tussen drie verschillende
temperamenten: het moeilijke temperament, het makkelijke temperament en de langzame starter.

De baby’s met een moeilijk temperament hebben vaak een onregelmatig ritme, hebben een negatieve stemming waardoor ze veel huilen en passen zich moeilijk aan in nieuwe situaties. Een baby met een moeilijk temperament is vaak snel van slag of gefrustreerd. Baby’s met een makkelijk
temperament hebben snel een vast ritme, hebben over het algemeen een vrolijke stemming en passen zich makkelijk aan. De langzame starters zitten tussen beide type in, hun stemming neigt naar de negatieve kant, maar deze is minder fel dan bij baby’s met een moeilijk temperament. Deze baby’s hebben vaak even te tijd nodig om los te komen en passen zich daarna aan.

Hoewel het temperament van een baby aangeboren is, bepaald de reactie van verzorgers op dit temperament, hoe het zich verder ontwikkelt. Hier ontstaat een wisselwerking tussen ouder en kind die grote invloed heeft op de ontwikkeling van het kind. Stel je voor dat je een baby met een moeilijk
temperament hebt, terwijl je zelf niet goed in je vel zit en veel zorgen hebt. Het is dan heel moeilijk om aan de behoefte van je baby te voldoen (structuur, voorspelbaarheid, rust, begrip). Verbinding maken met een kind dat geneigd is afwijzend te reageren is op dat moment een uitdaging.


Veilige hechting
De manier waarop een ouder reageert op de initiatieven van een kind is van grote invloed op diens gehechtheid. Kinderen zijn in hun vroegste jaren volledig afhankelijk van hun omgeving. Niet alleen voor hun basisbehoefte: eten, verschoning en rust, maar ook voor affectie en verbinding. Bij een gehechtheidsrelatie op basis van veiligheid durft een kind de wereld te gaan ontdekken, vanuit het vertrouwen dat ze terug kunnen vallen op zijn/haar ouders als er iets is. Reageert de ouder adequaat bij terugkeer dan geeft dit het kind zelfvertrouwen en durft het de volgende keer wat verder weg te
gaan. Dit is de basis waarop kinderen als ze ouder worden steeds meer afstand gaan nemen van hun ouders en dit bepaalt hoe ze in de wereld staan (zie afbeelding cirkel van veiligheid en vertrouwen).

Lukt het een ouder niet, door persoonlijke omstandigheden (eventueel in combinatie met het temperament van het kind), om adequaat op het kind te reageren. Dan ontstaat er een onveilige hechting, die stress bij het kind veroorzaakt (welke stress dit op roept bij jonge kinderen wordt duidelijk in het Still Face Experiment van Dr. Edward Tronick).

Breinontwikkeling
Een derde proces die een belangrijke invloed heeft op het gedrag van jonge kinderen is de
breinontwikkeling. De omgeving heeft zoals hierboven duidelijk werd een grote invloed op de rijping van de hersenen. De hersenen van jonge kinderen zijn nog volop in ontwikkeling. In de eerste levensjaren groeien de hersenen niet alleen letterlijk, maar ook op gebied van functionaliteit. Dit gebeurt doordat er na elke ervaring verbindingen gelegd worden tussen de betrokken hersengebieden. Hoe meer positieve ervaringen, hoe meer verbindingen. Negatieve ervaringen of onderstimulans kunnen ervoor zorgen dat verbindingen verdwijnen of geblokkeerd raken.

Wanneer we kijken naar de hersenen kunnen we drie belangrijk delen onderscheiden:

– het reptielenbrein (hypothalamus en hersenstam): dit brein helpt ons overleven met instincten en reflexen en is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de fight, flight of freeze modus bij gevaar.

– het zoogdierenbrein (limbisch brein): in dit gedeelte worden dingen geregeld als emoties, sociaal gedrag en motivatie.

– het mensenbrein (neocortex): in dit brein zit ons intellect, de taalfunctie en onze ratio. Dit is o.a. nodig bij planning en impulscontrole.
Bron: Het brein van Wilma Brands-Zandvliet, 2018

Kinderen tot 2 jaar reageren nog alleen vanuit het reptielen- en zoogdierenbrein. Pas daarna
ontstaan de verbindingen met het mensenbrein. Dit betekent dat jonge kinderen nog onvoldoende
controle hebben over hun gedrag en hierdoor de consequenties nog niet kunnen overzien, vooral
vanuit hun emoties reageren en nog onvoldoende over de mogelijkheid beschikken om na te denken
over hun gedrag of hun emoties te verwoorden. Hier hebben ze hulp bij nodig van betrokken
volwassenen. Wanneer een kind opgroeit met veel stress of zijn primaire verzorgers onvoldoende
beschikbaar zijn, dan komen deze verbindingen trager op gang.Je kunt je voorstellen dat dit op dit moment voor veel kinderen het geval is. Ouders moesten veel
taken combineren, hadden misschien extra zorgen (financieel of medisch), de kinderopvang was
onregelmatig beschikbaar zodat deze professionals ook niet de kans kregen een hechtingsfiguur voor
het kind te worden. Dit betekent dat kinderen nog onvoldoende controle hebben over hun gedrag en minder zelfverzekerd in de wereld staan. Ze hebben daarom nog meer dan anders een veilige omgeving nodig waarin ze de ruimte
krijgen om verder te rijpen.

Heb je ondersteuning nodig bij het bieden van een gestructureerde en veilige omgeving? Onze adviseurs helpen je graag verder.
Neem contact op met Minke Fuijkschot (mfuijkschot@hetabc.nl)